De korte keten verdient structurele steun! (en dus niet alleen applaus…)
Maandag 6 oktober voelde ik al nattigheid…
Het bericht over het faillissement van Rechtstreex, het Rotterdamse zusje van De Streekboer, kwam hard aan bij mij. Want ik wist: dit is geen incident, dit is een symptoom van een ziek systeem. (En echt letterlijk terwijl ik dit stuk uitwerk hoor ik het nieuws dat ook de Lokalist (regio Utrecht) heeft moet besluiten te stoppen…)
Pioniers
Rechtstreex en De Streekboer behoren (net als Jouw Dagelijkse Kost overigens) tot de pioniers van de voedseltransitie in Nederland. Net als de iets later gestarte initiatieven als de Lokalist dus…
Initiatieven die een bedrijfsmatige vorm hebben gekozen om te zorgen dat er iets waarachtigs ontstond. Ze werkte aan iets dat wilde wortelen in de samenleving. Ze hebben een zeer serieuze poging ondernomen om het systeem met weeffouten te veranderen, zodat het weer gezond kon worden.
Tien jaar lang werkten we aan een systeem waarin boeren een eerlijke prijs kregen, klanten wisten waar hun gezonde onbewerkte (agro-ecologische) eten vandaan kwam, en lokale economieën weer betekenis kregen.
Geen idealistische hobby, maar keihard ondernemerschap met maatschappelijke meerwaarde als hoogste doel.
En toch ging het mis…
De afgelopen weken zagen we weer twee toonbeelden van duurzame voedselketens op de rand van de afgrond belanden. Eentje ging dus failliet en de andere moest drastisch van koers veranderen.
Niet omdat ze hun werk niet goed deden. Integendeel zelfs! Ze deden alles wat je moet doen, en vaak nog meer dan dat. Maar ze opereerden in een systeem dat hun bestaansrecht nog steeds niet erkent, en werden daardoor niet tijdig gesteund van bovenaf.
De spanning tussen idealen en realiteit
De koerswijziging van De Streekboer kwam voor velen onverwacht en hard binnen. Ik heb daar eerder al over geschreven. Leveranciers, vrijwilligers, klanten en lokale partners voelden zich overvallen.
En dat begreep ik maar al te goed. Tien jaar lang is er gebouwd aan vertrouwen, samenwerking en regionale trots, en dan verandert plots alles. Dat is heel erg moeilijk te verkroppen.
Toch is de keuze bedrijfseconomisch te begrijpen…
De marges waren flinterdun, en de structurele ondersteuning vanuit beleid bleef uit. (Ik blijf hopen op een verstandige coalitie, dat gaat zeker wel helpen! Het kan nog…!!! Duim je mee?)
Waar de agro-industrie kan rekenen op een uitgebreid vangnet van vaak indirecte, maar daarmee wel degelijk reële subsidies, handelsverdragen en schaalvoordelen, moeten lokale keteninitiatieven het redden op bevlogenheid en gunfactor. Dat is op termijn niet houdbaar…
Van onderop is het niet genoeg
Na tien jaar pionieren mogen we één ding concluderen:
van onderop de voedseltransitie realiseren is onmogelijk binnen het huidige economische systeem.
Agro-ecologische producenten, boeren die de bodem voeden in plaats van uitputten, water zuiver houden en biodiversiteit herstellen en ook nog eens lokaal willen afzetten, kunnen eenvoudigweg niet concurreren met prijzen waarin de echte maatschappelijke kosten ontbreken.
De lage supermarktprijs (van bewerkt, ongezond voedsel) is dus een illusie: we betalen de rekening later, via onze belastingen, ons drinkwater, onze gezondheid. En als we eerlijk zijn, en laten we dat vanaf nu maar gewoon doen, we betalen het helemaal niet zelf. We schuiven de rekening door naar de generaties na ons…
Beleid moet meer doen dan inspiratiebijeenkomsten organiseren
Lokale en regionale overheden investeren nu te vaak in wat ik noem de franjes:
- Inspiratieavonden waarbij je, na een korte rondvraag in de zaal, ontdekt dat er nauwelijks mensen zitten die wekelijks hun boodschappen (en dan bedoel ik minimaal 80% daarvan) via de korte keten inkopen. “Nee, dat doe ik niet, want dat is zo duur… Maar ik zit wél hier in dit zaaltje, en daarmee laat ik zien hoe belangrijk ik het vind.”
- Conferenties met een vergelijkbaar publiek (alleen vaak nog hoger opgeleid en met een nog betere baan dan bij de inspiratieavonden), dat buiten de conferentie om in dagelijkse zin geen actie onderneemt om anders in te kopen. Want: “Het is zo duur… en alles is al zo duur…”
- Convenanten tussen bedrijven en instellingen die vooral intenties uitspreken, maar zelden concrete opvolging krijgen. “Want ja, het is zo duur om in de korte keten in te kopen…”
- Campagnes voor vrolijke festiviteiten die vooral mensen trekken die het al eens zijn. Campagnes die ademen: “voor weinig geld lokaal eten” terwijl we heel goed weten dat je niet voor weinig lokaal kunt eten. Lokaal en biologisch eten heeft een enorme waarde, en die moet ergens betaald worden. (Ik werk nu zelf mee aan een initiatief in gemeente Groningen, en inderdaad ik ben diegene die steeds ‘prikjes’; uitdeelt om te zorgen dat dat overheidsgeld wel degelijk het verschil gaat maken waar ik me ook al al die jaren zo keihard voor inzet.)
Deze indrukwekkende hoeveelheid werk en inzet levert, alle goede bedoelingen ten spijt, geen echte verandering op. Jullie lezen al wel dat er eigenlijk maar één echt knelpunt is: De prijs!
Het probleem van het ongezonde voedselsysteem manifesteert zich dus aan de kassa. En we weten dat je problemen nooit moet oplossen daar waar het zich manifesteert maar daar waar het daadwerkelijk begint.
Gemak en beschikbaarheid zijn de het problemen dus sowieso niet. De webwinkels ‘Rechtstreex’, ‘De Streekboer’ en de fysieke winkel ‘Jouw Dagelijkse Kost’ lieten zien dat je dus zowel een een webwinkel als een gewone winkel op wekelijkse basis vol kunt hebben met een supermarktwaardig assortiment, bestaande uit lokale, duurzame en verpakkings-arme boodschappen.
Precies zoals de grootgrutters dat doen, maar zij doen dat dus mét de (verkapte) subsidies en inkoopvoordeel door schaal, en daardoor een laag prijspeil kunnen hanteren.
Het enige echte probleem om aan voldoende klanten te komen in een eerlijke gezonde voedsel keten is echt alleen het prijsniveau…Een pijnlijke waarheid…
Dat moet dus erkent worden door beleidsmakers en bestuurders, als ze tenminste willen dat hun beleid niet alleen in zaaltjes wordt besproken maar ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd… .
Want de korte keten, die veel meer inzet dat beleid, dus op biodiversiteit, bodemvitaliteit en hoge water- en luchtkwaliteit, kán niet anders dan de kosten die gemaakt worden om die maatschappelijk zeer belangrijke doelen na te blijven streven, wél direct aan de kassa doorberekenen.
Een totaal kansloze en oneerlijke strijd dus, als het gaat om het winnen van het grote publiek.
De enkele die-hards daargelaten, die wél vijf euro voor een bloemkool willen neerleggen, terwijl diezelfde biologische bloemkool bij sommige gewone supermarkten iets meer dan een euro kost…
Dus? Wat is de oplossing dan? Als het van onderop dus overduidelijk niet lukt?
Wat wél verschil maakt, is structurele ondersteuning van korte keteninitiatieven die daadwerkelijk de markt kunnen kantelen.
Niet via tijdelijke subsidies of symbolische pilots, maar via beleid dat meetbaar bijdraagt aan twee concrete KPI’s (Dat zijn kritieke prestatie-indicatoren, dus de meetbare doelen):
- Meer lokale agro-ecologische* boodschappen in de regio verkopen
- Daardoor meer lokale agro-ecologische* productie stimuleren
Die twee KPI’s zijn de kern van een gezonde regionale voedselstrategie.
Ze zorgen ervoor dat de korte keten niet langer een randverschijnsel is, maar een economisch fundament onder lokale gemeenschappen.
Tijd voor structurele steun
Het is tijd dat we erkennen dat initiatieven als De Streekboer en Rechtstreex (maar ook de fysieke samen-winkels waar Stichting jouw Dagelijkse Kost voor staat) niet “leuke experimenten” of “sympathieke initiatieven” zijn, maar uitvoerders van de voedseltransitie zoals die in talloze beleidsnota’s wordt bepleit.
Ze doen precies wat we zeggen te willen: korte ketens, gezonde voeding, eerlijke prijzen, lokale werkgelegenheid en herstel van de bodem.
Daarom moeten ook zij kunnen rekenen op structurele ondersteuning vanuit overheden, lokaal, provinciaal en nationaal. Precies zo zoals de agro-industrie al decennialang heeft kunnen bouwen op Europese landbouwsubsidies, moeten ook de agro-ecologische initiatieven nu financiële ruimte krijgen om te wortelen, te groeien en te bewijzen dat een ander voedselsysteem wél mogelijk is.
De Streekboer heeft, net als Rechtstreex en Jouw Dagelijkse Kost, bewezen dat het kan.
Het aanbod is er, de logistiek is te organiseren, de klanten willen het — er zijn er nu alleen niet genoeg die het kunnen betalen.
Wat nu nodig is, is niet meer bewijs, maar beleid!
Laten we stoppen met klappen voor pioniers, en beginnen met het financieren van hun voortbestaan.
*agro-ecologie is een vorm van landbouw die sowieso minimaal biologisch is maar om verschillende redenen niet altijd een keurmerk heeft aangevraagd.
Er zijn 11 internationaal erkende kenmerken die naast de landbouwmethode ook gaan over samenlevingsopbouw, waaraan je een agro-ecologisch bedrijf kunt herkennen.